Recent bleek maar weer dat “het recht om vergeten te worden” op papier een mooi recht lijkt, maar dat het in de praktijk niet altijd soelaas biedt: De rechtbank Amsterdam oordeelde dat een belangenafweging bij een verzoek om verwijdering van persoonsgegevens in het geval van een journalist nadelig voor hem uitviel.

Het recht om vergeten te worden

Het recht om vergeten te worden (ook wel bekend als het “vergeetrecht”) is een privacyrecht van Europese burgers. Op grond van het recht om vergeten te worden heb je het recht om onjuiste of verouderde privacygevoelige informatie te laten verwijderen uit archieven. In mei 2014 heeft het Hof van Justitie van de EU geoordeeld in het zogenaamde Costeja-arrest dat dit recht ook geldt ten aanzien van zoekresultaten van zoekopdrachten op een persoonsnaam bij een internetzoekmachine, zoals Google. Degene om wiens persoonsgegevens het gaat kan daarvoor contact opnemen met de eigenaar van de zoekmachine zelf.

De “Ontgoogle”-zaak

De aanleiding voor het Costeja-arrest was een zaak die was aangespannen door een Spaanse inwoner. Wanneer via Google werd gezocht op de naam van de Spanjaard kon je een krantenartikel vinden uit 1998 waarin een gedwongen verkoop van zijn bezittingen werd aangekondigd. Costeja vond dat de informatie niet meer relevant was en hem alleen nog maar schade berokkende. Hij begon daarom een rechtszaak zowel tegen de krant als tegen Google.

Het Hof vond dat zoekmachines als Google informatie in kaart kan brengen die anders moeilijker met elkaar in verband kan worden gebracht. Daardoor kunnen internetgebruikers een min of meer gedetailleerd profiel opstellen van de personen waarop is gezocht. Dat kan in conflict komen met het recht op privacy, stelt het Hof. Het Hof oordeelt daarom dat het oorspronkelijke krantenartikel rechtmatig kan zijn, maar dat Google ook dan gedwongen kan worden om het artikel uit de zoekresultaten te verwijderen.

Wettelijke grondslag voor het recht om vergeten te worden
De wettelijke grondslag van het recht om vergeten te worden is te vinden in de Europese Privacyrichtlijn (Richtlijn 95/46/EG). Deze Europese regels zijn door de Nederlandse wetgever vastgelegd in de artikelen 36 en 40 van de Wet bescherming persoonsgegevens.

Verzoek om vergeten te worden

Sinds het Costeja-arrest wordt Google overspoelt met verzoeken om “vergeten te worden”. Om dit enigszins te stroomlijnen biedt Google inmiddels de mogelijkheid om een formulier in te vullen waarmee zo’n verzoek kan worden ingediend. Daarbij kan aangegeven worden welke links met informatie verwijderd zouden moeten worden uit de zoekresultaten bij een bepaalde zoekopdracht. Google vraagt daarbij om een geldige kopie van een identiteitsbewijs om vast te stellen of de indiener van het verzoek ook inderdaad de betrokkene zelf is. Daarnaast wordt gevraagd welke link het betreft en waarom de informatie gedateerd, irrelevant of ongepast zou zijn.

In de praktijk blijkt een verzoek vaak afgeschoten te worden. Google beroept zich dan vaak op het “algemeen belang” en daar is in veel gevallen wat voor te zeggen: Het recht om vergeten te worden (als onderdeel van het recht op privacy) staat echter op gespannen voet met het recht op vrijheid van informatie (het recht op vrijheid van meningsuiting).

In Nederland zijn er daarom ook al diverse rechtszaken geweest over “het recht om vergeten te worden”, waarvan meest recent de volgende rechtszaak over een verzoek van een NRC-journalist.

Rechtszaak NRC-journalist

In december 2015 oordeelde de Rechtbank Amsterdam dat in die zaak de belangenafweging in het nadeel van een journalist uitviel.

In deze zaak beschreef een NRC-artikel dat de NRC met onmiddellijke ingang de samenwerking met de freelancemedewerker had opgezegd, nadat zij had vastgesteld dat de journalist als auteur van een artikel daarin een passage van internet had overgeschreven. Wanneer op Google een zoekopdracht met de naam van de journalist werd ingevoerd, werd het zoekresultaat weergegeven naar het betreffende artikel:

Schermafbeelding-2016-01-11-om-16.51.37
Artikel NRC

Daarop heeft de journalist een verzoek ingediend bij Google om “vergeten te worden”. Zonder resultaat: Google verwerpt het verzoek. Ook na heroverweging, ook via het College bescherming persoonsgegevens (nu: Autoriteit Persoonsgegevens), heeft Google besloten het verzoek niet te honoreren. Daarop heeft de journalist de rechtbank Amsterdam verzocht om Google te bevelen het zoekresultaat te verwijderen.

De rechtbank overweegt daarop dat er een belangenafweging moet plaatsvinden tussen de belangen van de journalist en van Google. Daarbij is volgens de rechtbank van belang dat:

  • niet in geschil is dat het NRC-artikel op zich juiste informatie verschaft;
  • het NRC-artikel ziet op het handelen van de journalist zelf, waarmee hij de publicaties die daarvan het gevolg zijn en de publieke belangstelling daarvoor in zekere zin over zichzelf heeft afgeroepen;
  • het NRC-artikel ziet op het handelen van de journalist in zijn professionele hoedanigheid en niet als privépersoon – terwijl hij nog steeds werkzaam is in de journalistieke sector; en
  • in het NRC-artikel de handelwijze van de journalist wordt aangemerkt als plagiaat hetgeen (onweersproken) een ernstig vergrijp is in de journalistiek.

De rechtbank oordeelt daarom dat de belangenafweging in het nadeel van de journalist uitvalt: de inforamtie is nog weldegelijk relevant. De rechtbank sluit daarbij aan bij het Costeja-arrest, waarin is bepaalt dat “Information is more likely to be relevant if it relates to the current working life of the data subject”. In het licht van deze omstandigheden is het naar het oordeel van de rechtbank van belang dat deze informatie beschikbaar is én ook in de toekomst zal blijven. Dit geldt zeker voor de journalistieke beroepsgroep en in het bijzonder voor mogelijke toekomstige opdrachtgevers van de journalist die de mogelijkheid moeten hebben om een eigen afweging te maken en daarbij de aan de journalist verweten handelingen moeten kunnen betrekken. Zij moeten zelf kunnen afwegen of en in hoeverre de ernst van het “vergrijp” van de journalist en de omstandigheid dat het lang geleden heeft plaatsgevonden voor hen van belang is. Daarmee bestaat ook voor Google belang om die informatie te kunnen aanbieden. In zoverre kan niet gezegd worden dat het zoekresultaat met betrekking tot het NRC-artikel bovenmatig of niet relevant is, aldus de rechtbank.

Vuistregels voor het recht om vergeten te worden

Om een verzoek om vergeten te worden voldoende kans van slagen te geven is het daarom aan te raden om daarbij de volgende vuistregels te hanteren:

  1. De informatie moet op een groot aantal aspecten betrekking hebben op (delen) van jouw privé-leven, die, zonder Google, niet of slechts met grote moeite verbonden konden worden aan jouw naam. Door de zoekresultaten wordt dus een min of meer gedetailleerd profiel vastgelegd.
  2. Het effect van de vindbaarheid via Google is verhoogd vanwege de belangrijke rol van het internet en zoekmachines in de moderne samenleving.
  3. In het algemeen kunnen de privacybelangen van de betrokkene prevaleren boven de economische belangen van een zoekmachine als Google en boven de belangen van de gebruikers van de zoekmachine om de inforamtie te kunnen verkrijgen.
  4. Maar: afhankelijk van de aard en de gevoeligheid van de verwerkte gegevens en het belang van het publiek bij toegang tot die informatie kan deze afweging in het nadeel van de betrokkene uitvallen. Dit kan in het bijzonder komen door de rol van de betrokkene in het openbare leven. In de praktijk zal de belangenafweging vallen of staan met de aard en gevoeligheid van de verwerkte gegevens en het belang van het publiek om toegang te hebben tot die informatie. Het is daarbij dan de vraag:
    – hoe relevant de gegevens nog zijn?
    – zien de gegevens op het professionele of privéleven van de betrokkene?
    – Hoe oud is de informatie?
    – Is de informatie juist?
    – Is de informatie nog van belang voor het publiek?
    – Dient de informatie een algemeen belang?
    – Hoe relevanter, meer prive, recenter, juister, meer van belang, meer algemeen belang, des te eerder kan de afweging in het nadeel van de betrokkene uitvallen.
  5. Bovendien: Zelfs al zou de afweging in het voordeel van de betrokkene uitvallen, en al zou Google dus de betreffende zoekresultaten moeten verwijderen, dan staat dit nog los van de (vindbaarheid van de) originele website: deze is nog altijd vindbaar. Deze website kan zelf onder omstandigheden ook worden aangesproken.

Kortom: beoordeel goed of het recht om vergeten te worden in jouw geval wel opweegt tegen rechten van derden, zoals de zoekmachine en de internetgebruikers.


Deze bijdrage is geschreven door Wouter Dammers (1985), internetadvocaat, lawpreneur en oprichter van LAWFOX. Hij is gespecialiseerd in IT-recht, privacyrecht en auteursrechtelijke en octrooirechtelijke vraagstukken met betrekking tot software. Wouter procedeert op regelmatige basis op het gebied van het internetrecht, zowel voor de rechtbank, het gerechtshof als via arbitrage.

Deze bijdrage verscheen eerder op https://www.lawfox.nl en is met toestemming van de auteur overgenomen.