Van kinderpornonetwerken en identiteitsfraude tot virussen die je computer kapen. Opeens is cybercrime een ernstige bedreiging voor onze samenleving. Hoogleraar Wouter Stol vertelt hoe we daar met z’n allen iets aan kunnen doen. ‘Dit is te groot om alleen aan de politie over te laten.’
Hoogleraar Wouter Stol werkte ruim tien jaar als politiechef en inspecteur bij de Amsterdamse politie. Daar maakte hij de opmars van de computer mee, en later van het begrip cybercrime. Na een deeltijdstudie sociologie promoveerde hij in 1996 op zijn onderzoek ‘Politie-optreden en informatietechnologie’. Inmiddels is Stol lector Cybersafety aan de Politieacademie en bijzonder hoogleraar Politiestudies aan de Open Universiteit (OU). In zijn boek ‘Strafrechtspleging in een digitale samenleving’ – de laatste in lange reeks publicaties over dit onderwerp – pleit Stol voor een brede aanpak van het maatschappelijke probleem cybercrime.
U doet al sinds het prille begin onderzoek naar cybercrime. Vanwaar die interesse?
‘Toen ik politiechef was, begon ik met een deeltijdopleiding sociologie. Terwijl ik die studie deed, maakte ik eerst de intrede van de computer bij de politie mee, en daarna het ontstaan van digitale dossiers over personen en misdaden. De vraag wat de impact van nieuwe technologie zou zijn op de politieorganisatie was een ideaal onderwerp voor mijn afstudeerscriptie. Daarna mocht ik voor Binnenlandse Zaken onderzoek doen naar de opkomst van het fenomeen cybercrime. Dat was een prachtige springplank voor de rest van mijn carrière.’
Dat was eind jaren 90. Niemand wist hoe groot de impact van cybercrime zou worden.
‘Dat klopt. Maar mijn conclusie was toen al dat er een sterke groei was, met als zorgwekkendste exponenten identiteitsfraude, hacken en kinderporno. Én het was duidelijk dat er bij de politie nauwelijks kennis was over dit fenomeen. Helaas is dat in feite nog steeds zo: er zijn een paar honderd digitaal specialisten, maar het overgrote deel van de 60.000 politiemedewerkers in Nederland heeft nauwelijks een idee van wat er allemaal speelt op digitaal gebied. En kan dus ook niet optreden wanneer er in de eigen omgeving digitale criminaliteit plaatsvindt. Dat vind ik zorgwekkend.’
Kunt u een voorbeeld geven?
‘Ik doe nu onder meer onderzoek naar criminele activiteiten op het dark web. Dat is een ‘onzichtbaar’ gedeelte van het internet, waar je met een beetje kennis en speciale software onder meer drugs, wapens en vervalste rijbewijzen, paspoorten en eurobiljetten kunt kopen. In een discussie met een aantal politiechefs zei een van hen onlangs tegen me dat het niet in hem opkwam om daar te gaan kijken, omdat het ‘veel te gevaarlijk was’. Dat is de wereld op z’n kop! Laatst kwam mijn vrouw thuis met een verhaal over een buurjongen die zonder enig probleem een stapel valse biljetten van 20 euro had gekocht. Hoe kunnen politiemensen daar adequaat op reageren, als ze geen idee hebben hoe het werkt?’
In uw nieuwe boek pleit u voor een bredere aanpak van cybercrime. Kunnen politie en OM het niet alleen af?
‘Nee, ik denk het niet, en dat ligt niet alleen aan het gebrek aan kennis bij die organisaties. Cybercrime is namelijk een zeer complex probleem, waarbij veel maatschappelijke factoren een rol spelen. Zoiets los je niet op met eenzijdige antwoorden. Dat moet je op een multidisciplinaire manier aanpakken. Vanuit sociologisch perspectief kun je je bijvoorbeeld afvragen waarom we online zo anders met elkaar omgaan. Vanuit psychologisch perspectief is het interessant om te weten waarom mensen relatief snel in online fraude trappen, zoals met phishing mails. En zo zijn er nog vele disciplines die mogelijk een deel van de oplossing kunnen leveren. Cybercrime is een probleem dat we met z’n allen moeten aanpakken.’
U vergeleek dat eerder met de aanpak van het aantal verkeersdoden in Nederland. Hoe ziet u dat?
‘Vanaf de jaren 50 was in Nederland een snelle toename van het aantal verkeersdoden. Ook dat was het gevolg van de opkomst van nieuwe technologie; op het gebied van mobiliteit. Op het dieptepunt in de jaren 70 vielen er in Nederland ruim 3.000 verkeersdoden per jaar. Dat probleem hebben we ook getackeld dankzij de inbreng van veel verschillende experts. De overheid kwam met bewustwordingscampagnes, alcoholcontroles en de gordelplicht. Fabrikanten bouwden veel veiliger auto’s. Ingenieurs veranderden de infrastructuur. En mensen spraken elkaar aan, wanneer iemand dronken achter het stuur ging zitten. Inmiddels is het aantal verkeersdoden met ruim 80 procent gedaald. Zo’n proces moeten we ook doorlopen op het gebied van cybercrime en digitale veiligheid.’
Maar hoe laten we dat zo voorspoedig mogelijk verlopen?
‘Iedereen moet zijn eigen rol pakken. Met de Open Universiteit maken we deel uit van het Cyber Science Center. De basisgedachte is om wetenschappers uit verschillende disciplines met elkaar aan tafel te krijgen, om samen tot betere oplossingen te komen. Tegelijk kunnen bedrijven, overheden en non-profitorganisaties hier ook terecht met hun onderzoeksvragen op het gebied van cybersafety. Daarnaast verzorg ik namens de OU de cursus ‘Strafrechtspleging in een digitale samenleving’, onderdeel van de . Daarin krijgen deelnemers onder meer een zeer breed inzicht aangereikt in de verschillende ontstaansoorzaken en mogelijke oplossingen van cybercrime. Met zo’n master kun je direct aan de slag bij politie of Openbaar Ministerie, maar ook bij gemeentes en de talrijke bedrijven die zich richten op dit actuele onderwerp. Een mooie investering in jezelf, en mogelijk een serieuze bijdrage aan de oplossing van een ernstig maatschappelijk probleem.’
Deze bijdrage verscheen eerder op https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/hoogleraar-wouter-stol-cybercrime-is-een-probleem-dat-we-met-z-n-allen-moeten-aanpakken-~bd6a108b/